Welkom in de Valle dei Mòcheni, of Bersntol in dialect, waar de rivier Fersina door de bossen en bergen kronkelt. Tussen de kleine dorpjes en boerderijen die her en der op de hellingen liggen, vertraagt de tijd en vertellen elke steen en elk huis een eeuwenoud verhaal dat nooit is verstomd.
De boerennederzettingen: voorlopers van de alpenboerderijen
Het verhaal begint in de 13e eeuw, toen families uit Beieren zich in deze bergen begonnen te vestigen. Zij waren niet op de vlucht en waren niet op oorlog uit, maar waren bezig met een gestage kolonisatie die, zoals veel migraties, voortkwam uit honger: de lokale heren nodigden kolonisten uit om onbewoond land te bevolken, en beloofden hun land om te bebouwen, en weiland en bos. De verbondenheid met de bergen was totaal: elke familie kreeg een boerderij – een huis, stal, schuur, land en bos – en onderhield deze generatie na generatie.
Deze kolonisten, “roncadori” genoemd (van het werkwoord roncare, ontginnen), veranderden bossen en weilanden in bebouwbaar land en brachten gereedschap, kennis en technieken van de berglandbouw met zich mee.
De belangrijkste wooneenheid was de boerderij, een complex dat bestond uit een huis, een stal, een hooischuur en omliggend, vaak omheind, land. Elke boerderij werd onafhankelijk gerund en van generatie op generatie doorgegeven. Uit dit model, dat wijdverspreid was in de Duitstalige alpengemeenschappen, ontstonden er, anders dan in de traditionele Italiaanse dorpjes, nederzettingen die onderling op afstand lagen, waardoor de vallei een karakteristiek landschap en een specifieke cultuur kreeg.
De berglandbouw (granen, aardappelen, veeteelt) ging gepaard met bosbeheer, hooioogsten en ambachtelijke activiteiten. Het geografische isolement leidde tot het behoud van de taal en tradities en beschermde de gemeenschap tegen snelle veranderingen van buitenaf.